English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word trick

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
trick
(habit)
;
trick
(artifice; stunt; subterfuge; wile; shenanigan)
; ; ; ; ;
(fool; hoax; mystify; befuddle; bewilder; play tricks on)
trick
(ruse; wangle; stratagem; angle)
trick
trick
; ; ; ; ;
trick
(deceit; rip‐off; sham)
(cheat; deceive; con; delude; fool; mislead; bamboozle; beguile; dupe)
trickery
(duplicity)
tricky
(contrived; artful)

EnglishDutch
trick aanwensel; bedotten; bedriegen; duperen; een koopje leveren; foef; foefje; grap; handgreep; handigheid; handigheidje; hebbelijkheid; kneep; kunst; kunstgreep; kunstje; list; maniertje; poets; pots; slag; streek; toer; trek; truc; verrassen
a trick of the light optisch bedrog
be up to one’s tricks again weer allerlei streken uithalen; weer van alles in zijn schild voeren
box of tricks trukendoos
boyish trick jongensstreek
confidence trick oplichterij
conjuring trick goochelarij; goochelkunst
have got the trick er de slag van te pakken hebben
he never misses a trick hij is niet op zijn achterhoofd gevallen; niets ontgaat hem
juggler’s trick goochelkunstje
knavish trick boevenstreek; fieltenstreek; schurkenstreek; schurkerij
make the trick de slag winnen
monkey tricks kattekwaad
play a trick een streek uithalen
play a trick on somebody iemand een poets bakken; iemand parten spelen
play a trick upon somebody iemand een poets bakken
play somebody a dirty trick iemand een loer draaien
play somebody a trick iemand een kool stoven; iemand een poets bakken; iemand iets flikken
play tricks grappen uithalen; streken uithalen
play tricks on somebody iemand een poets bakken; iemand parten spelen
pull a trick een grap uithalen
that did the trick dat deed het hem
there is no trick to it daar is geen kunst aan; daar zit geen geheim achter
the tricks of the trade de kneepjes van het vak
trick cigar klapsigaar
trick out dossen; opschikken; optooien; uitdossen
trick somebody into doing something iemand weten te verlokken tot
card‐trick kunstje met kaarten
monkey‐trick kwajongensstreek
trick‐cyclist acrobatische wielrijder; zielknijper
trickery bedotterij; bedrog; fopperij; gemenigheidje; trucage
tricky bedrieglijk; doortrapt; ingewikkeld; lastig; listig; netelig; veel handigheid vereisend; verraderlijk; vol streken