Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word streek

English/Dutch
Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
streek‐
(gewestelijk; regionaal)
regional
;
local
regiona
(foefje; kneep; kunstgreep; toer; truc; handigheidje)
trick
;
🔗 Hij heeft me met zijn streken voor de gek gehouden.
(contreie; gebied; gewest; landstreek; regio; contrei);
🔗 Ik ben vreemd in deze streek.
(haal; schrap; streep)
upset
konsterniĝinta
🔗 En was ze van streek?
van streek
upset
malsaneta
van streek brengen
;
(schurkenstreek)
rip‐off
;
shake‐down
;
swindle
(grensgebied)
🔗 Het natuurgebied ligt in de grensstreek met Duitsland.
prank
(kompasstreek; windstreek; windrichting);
(kattekwaad; vlegelstreek)
prank
🔗 Munitie stelen is geen kwajongensstreek.
(contreie; gebied; gewest; regio; streek; contrei)
🔗 De rivieren waren talrijk in deze rotsachtige landstreek.
abdominal region
🔗 De onprettige gedaante richtte zich een weinig op en tikte dreunend op zijn maagstreek.
(rotstreek)
(ploertenstreek)
🔗 Maar wat hebben ze jou een rotstreek geleverd!
schaamstreek
(boevenstreek)
rip‐off
;
shake‐down
;
swindle
🔗 Uw schurkenstreek is niet onopgemerkt gebleven.
regional dialect
🔗 De commodore streek nadenkend over zijn kin.
(gladstrijken)
(neerhalen)
lower
🔗 Glawen streek de zeilen.
(kompasstreek; windrichting; hemelstreek);
🔗 Te Ffalu Fail ontving koning Casmir dagelijks berichten uit alle windstreken van de Oude Eilanden.

DutchEnglish
streek⇆ artifice; ⇆ brush; ⇆ caper; ⇆ chuck; ⇆ clime; ⇆ district; ⇆ part of the country; ⇆ point; ⇆ prank; ⇆ region; ⇆ stroke; ⇆ touch; ⇆ tract; ⇆ trick; ⇆ wangle
een streek uithalen⇆ play a trick
goed op streek zijn⇆ be in splendid form
iemand zijn streken afleren⇆ teach somebody
in deze streek⇆ in this region; ⇆ in these parts
op streek⇆ under way
stomme streek⇆ stupid move
van streek⇆ disordered; ⇆ off balance; ⇆ off one’s balance; ⇆ struck all of a heap; ⇆ unstrung; ⇆ upset; ⇆ out of order
van streek brengen⇆ unsettle; ⇆ unnerve; ⇆ unstring; ⇆ upset
van streek maken⇆ disorder; ⇆ faze; ⇆ upset; ⇆ shake; ⇆ shake up; ⇆ unsettle
van streek zijn⇆ be in quite a state; ⇆ be upset
weer op streek komen⇆ get into one’s stride again
weer op streek zijn⇆ be in the old groove again
boevenstreek⇆ villainy; ⇆ roguish trick; ⇆ knavish trick; ⇆ piece of knavery
fieltenstreek⇆ knavish trick; ⇆ piece of knavery
grensstreek⇆ border; ⇆ border area
guitenstreek⇆ roguish trick
hartstreek⇆ cardiac region
hemelstreek⇆ climate; ⇆ zone; ⇆ point of the compass
jodenstreek⇆ dirty trick
jongensstreek⇆ boyish trick
kuststreek⇆ coastal region
kwajongensstreek⇆ monkey‐trick
landstreek⇆ canton; ⇆ country; ⇆ countryside; ⇆ region; ⇆ district; ⇆ quarter
liesstreek⇆ groin area
maagstreek⇆ abdominal region; ⇆ gastric region
penseelstreek⇆ stroke of the brush
ploertenstreek⇆ dirty trick; ⇆ scurvy trick
poolstreek⇆ polar region
rotstreek⇆ dirty trick; ⇆ mean trick
schaamstreek⇆ pubes; ⇆ pubic region; ⇆ pudendal region
schavuitenstreek⇆ roguish trick
schurkenstreek⇆ knavish trick; ⇆ rascality; ⇆ villainy; ⇆ roguery; ⇆ piece of knavery; ⇆ piece of villainy
streekplan⇆ regional plan
streekroman⇆ regional novel
streektaal⇆ regional dialect
streekvervoer⇆ regional transport
strijken⇆ sweep; ⇆ bow; ⇆ chuck; ⇆ iron; ⇆ press; ⇆ strike; ⇆ stroke; ⇆ ironing; ⇆ skim; ⇆ smooth; ⇆ lower; ⇆ get out; ⇆ spread
windstreek⇆ quarter; ⇆ wind; ⇆ compass‐point; ⇆ point of the compass; ⇆ rhumb