Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word spannen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(inspannen) | ||
(strekken; rekken) | ||
🔗 Reith spande zijn armen. | ||
🔗 Hij spande zijn boog en schoot een pijl dwars door de borst van een van de mannen die op De Bracy’s aanwijzingen steenbrokken losmaakten om er Cedric en de Zwarte Ridder onder te bedelven. | ||
(uitrekken) | ; | |
🔗 Men ging over op geprepareerde doeken die men over een houten raamwerk spande. | ||
(geforceerd; strak) | ; strained ; tight | streĉita |
(ingespannen; spannend; strak) | tense ; tight ; ; | streĉa |
(spannen) | ; ; | |
🔗 Arendsoog spande zijn ogen in. | ||
; | ||
(overbruggen) | ||
🔗 Diep is de afgrond die door Durins Brug wordt overspannen, en geen heeft haar ooit gemeten. | ||
(complotteren) | ; | |
🔗 Je spant met Dick samen! | ||
🔗 De betogers hadden geen spandoeken bij zich en riepen geen leuzen. | ||
spannend (gespannen; strak) | tense ; tight | streĉa |
; ; | ||
(onzekerheid) | uncertainty | |
(inspanning) | ; ; tension | |
tension | ||
(voltage) | tension ; voltage | |
🔗 Het apparaat is aangeloten op een spanning van 110 V. | ||
(spanwijdte; vlucht) | ||
🔗 Daarom bleef hij maar steeds doorstaan met zijn vleugels, die vier voet spanning hadden. | ||
spanrups | geometer caterpillar ; geometrid caterpillar ; looper ; looper caterpillar | arkrampa raŭpo |
(spanning) | ||
🔗 Meer dan 50 centimeter meet zijn spanwijdte niet. | ||
; ; |
Dutch | English |
---|---|
spannen | bend; be tight; brace; cock; distend; draw; flex; frap; key; key up; lay; put; span; spread; strain; stretch; string; string up; tauten; tighten |
als het erom spant | when it comes to the pinch |
erom spannen | be a close call; be a near thing; be a close shave |
het spande erom | it was a tight squeeze |
aanspannen | frap; harness; put in |
afspannen | span; unyoke; unharness |
bespannen | string |
gespannen | eager; edgy; fraught; high‐wrought; intense; nervous; with bated breath; taut; tense; tight; strained; stressed; on the stretch; bent; on edge |
inspannen | exert; put forth; strain; string up; put; stretch |
omspánnen | circle; span; close upon |
ontspannen | release; downbeat; laid‐back; relax; unstrung; unbend; unbrace; ease |
opspannen | stretch; tighten; mount; fix; clamp |
overspannen | het‐up; overspent; overstrain; overstrung; overwrought; span |
samenspannen | collogue; collude; conspire; plot |
spanbeton | prestressed concrete |
spandoek | banner |
spankracht | expansion; tension; tensile force; elasticity; resilience |
spanlaken | draw‐sheet |
spannend | cliff‐hanging; exciting; fast‐moving; suspenseful; thrilling; tight; tense |
spanning | distension; pressure; tension; span; strain; stress; suspense; voltage; spread; stretch; tone; stretching |
spanraam | stretcher; tenter |
spanrups | geometer caterpillar; looper; looper caterpillar; geometrid caterpillar |
spanwijdte | span |
strikkenspanner | trapper |
uitspannen | outspan; unharness; unhitch; stretch; unyoke; stretch out; extend; spread; take out |
voorspannen | put to |