English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word elbow

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 Tam dropped down beside him, leaning on one elbow.
(arc; arch)
(prow)
(curtsy; curtsy to; do a curtsy; drop a curtsy);
🔗 He then bowed and departed the room, and after him, the footmen and then the heralds.
(curtsy; obeisance);
🔗 Tema, the leathery‐faced head groom, met him at the wide doors with a deep bow, touching his forehead and then his heart.
(cross‐bow)
(bow and arrow)
🔗 Turjan released her, but took her sword and bow.
(fiddlestick)
strijkstok
(knot; pompom)
(bend; curve)
🔗 He bowed his head and looked at the ground.
elbow‐room
elbow‐room
;
elbow‐room
(scope)
elbow‐room
(freedom of movement)

EnglishDutch
elbow bocht; dringen; een bocht maken; elleboog; met de ellebogen dringen; met de ellebogen duwen
at one’s elbow vlakbij
be up to one’s elbows in work tot over de oren in het werk zitten
elbow one’s way zich een weg banen
he is out at elbows zijn ellebogen steken erdoor
more power to your elbow! veel succes!
out at the elbows in behoeftige omstandigheden; met de ellebogen door zijn mouwen
rub elbows with omgaan met; omgang hebben met
tennis elbow tennisarm
bow beugel; boeg; boegroeier; boog; buigen; buiging; doen buigen; krommen; nijgen; nijging; strijken; strijkstok; strik; strikdas; strikje; vlinderdas; voorste roeier; zich buigen
elbow‐chair armstoel
elbow‐grease zwaar werk
elbowing geduw
elbow‐room armslag; bewegingsruimte; bewegingsvrijheid; speelruimte