Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word strijken

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
strijken	strike	froteti
🔗 De commodore streek nadenkend over zijn kin.
strijken (gladstrijken)	iron	gladi
strijken (neerhalen)	lower	malhisi
🔗 Glawen streek de zeilen.
strijken langs	touch lightly	tuŝeti
aanstrijken	rub	froti
aanstrijken (kalken)	plaster	kalkŝmiri
bestrijken	command ; cover ; sweep	pafatingi
bestrijken	cover	surŝmiri
🔗 Bestrijk de flensjes hiermee.
gladstrijken (strijken)	iron	gladi
gladstrijken (effenen; gladmaken; uitstrijken)	smooth	glatigi
neerstrijken (landen)	alight	surteriĝi
opstrijken	pocket	enpoŝigi
🔗 Moeten wij dan gevaar lopen, terwijl hij de winst opstrijkt?
platstrijken (pletten)	flatten	platigi
pluimstrijker (strooplikker)	sycophant	fiflatulo
🔗 Zij drongen zich tussen de gebruikelijke pluimstrijkers door en zochten hun weg naar de geïrriteerde Egyptische presidentsvrouw, die er niet aan gewend was dat men haar liet wachten.
strijkbout (bout; strijkijzer)	flat‐iron	gladilo
strijkplank	ironing‐board	gladotabulo
strijkstok	bow ; fiddlestick	arĉo
uitstrijken (effenen; gladmaken; gladstrijken)	smooth	glatigi
verstrijken (verlopen; voorbijgaan)	go by	pasi
🔗 Er verstreken twee minuten.

Dutch	English
strijken	bow; chuck; get out; iron; ironing; lower; press; skim; smooth; spread; strike; stroke; sweep
de hand over het hart strijken	strain a point; stretch a point
de zeilen strijken	strike sail
het haar naar achteren strijken	smooth back one’s hair
hij is gaan strijken met	he has snapped up; he has scoope up
kreukels uit het papier strijken	smooth out creases
met de buit gaan strijken	carry off the prize
met het succes strijken	steal the show
strijken langs	brush; graze against; graze along; graze by; graze past; shave; brush past
strijken met … over …	pass … across …
aanstrijken	brush; paint; plaster; strike; light; brush over; coat; wash
afstrijken	strike
bestrijken	command; cover; daub; rake around; rake through; range; sweep; spread; spread over; wash
gladstrijken	smooth; smooth down; smooth out; smooth away; iron out; plume; preen; stroke
neerstrijken	alight; perch; roost
opstrijken	clean; rake in; sweep; iron; twirl up; pocket
pluimstrijker	adulator; bootlicker; fawner; sycophant; toady; wheedler
strijkbout	flat‐iron; heater
strijkconcert	concert for strings
strijkdeken	ironing cloth; ironing blanket
strijkgoed	ironing; clothes to be ironed; pile of ironing
strijkinstrument	stringed instrument
strijkje	string band
strijkkamer	ironing room
strijkkwartet	string quartet
strijkmuziek	string music
strijkorkest	string orchestra; string band
strijkplank	ironing‐board
strijkstok	bow; fiddle‐bow; fiddlestick; strickle; strike
uitstrijken	spread; smooth; cross out; take a swab
verstrijken	elapse; expiration; expire; expiry; go; go by
wegstrijken	smooth away; smooth down; smooth out; iron out; sweep away