English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word contact

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
(contact person)
contact
(get in touch with; get in touch)
;
contact
(touch)
contact lens
contact person
(contact)
contact person
(contactman)
point of contact
point of contact
contactman
(contact person)

EnglishDutch
contact aanraking; aanspreekpunt; betrekking; contact; contact maken met; contactman; contact opnemen; contact opnemen met; contactpersoon; omgangsrecht; verbindingsman
be in contact with contact hebben met
bring into contact with in aanraking brengen met
come into contact with in aanraking komen met
contact lens contactlens
contact point raakpunt
contact print contactafdruk
contact wire contactdraad; rijdraad
make contact contact maken
make contacts contacten leggen
make contact with contact maken met
overhead contact wire rijdraad
point of contact aanknopingspunt; aanrakingspunt; raakpunt
seek contact with aansluiting zoeken bij; contact zoeken met
contactman contactman; verbindingsman
earth‐contact aardverbinding