Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanschaffen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
;
procure
havigi al si
procure
;
provizi sin per
(aankopen; afnemen; inkopen; kopen; overnemen; betrekken; zich aanschaffen)
🔗 Ik schaf een stel laarzen aan, die ik immers nodig heb voor onze reis, en ik betaal met een goudstuk.
(aankopen; aanschaffen; afnemen; inkopen; kopen; overnemen; betrekken)
🔗 Hij had zich een grotere microscoop aangeschaft en zat daar ingespannen in te turen.

DutchEnglish
aanschaffen buy; find; get; procure
zich aanschaffen go in for; procure; buy; get; set up
schaffen give; procure