Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word spanlaken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(afkeuren; berispen; gispen; wraken)
🔗 Met bevende vingers knoopte hij enige lakens aan elkaar en liet zich met grote snelheid uit het raam zakken.
(inspannen)
(strekken; rekken)
🔗 Reith spande zijn armen.
🔗 Hij spande zijn boog en schoot een pijl dwars door de borst van een van de mannen die op De Bracy’s aanwijzingen steenbrokken losmaakten om er Cedric en de Zwarte Ridder onder te bedelven.
(uitrekken);
🔗 Men ging over op geprepareerde doeken die men over een houten raamwerk spande.

DutchEnglish
spanlaken draw‐sheet
laken blame; deprecate; dispraise; sheet; censure; cloth
spannen bend; brace; distend; draw; frap; key; key up; span; strain; tauten; tighten; spread; stretch; string; string up; flex; lay; put; cock; be tight