Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word spaarkas

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
spaarkas
(spaarbank)
(holte)
socket
(broeikas)
greenhouse
;
(fonds);
cash‐box
;
socket of the eye
;
eye‐socket
🔗 Toen de holle kassen hun blik op het zwaard in Conans hand vestigden, begon er een sinistere spookachrige gloed in te branden.
(bezuinigen; uitsparen; uitwinnen; oversparen; opzij leggen; opsparen); ;
economize
🔗 Ze had nooit gespaard en het geld vlugger uitgegeven dan het binnenkwam.

DutchEnglish
spaarkas savings‐bank
kas bezel; cash; chase; chest; exchequer; glasshouse; greenhouse; socket; case; cash desk; cash‐box; pay‐office; fund
sparen collect; conserve; hoard; hoard up; husband; lay by; lay up; save; spare; set aside; economize