Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word schooltijd

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
school‐time
lernejaj horoj
🔗 Na schooltijd stond ik nog even bij mijn kluisje met wat mensen te praten.
school‐days
(drift; hoop; troep)
shoal
;
🔗 Wanneer hen de drift om te paren bevangt, zwemmen ze in scholen naar zee.
(leerschool)
🔗 Dinsdag was hij weer op school.
🔗 Je praat volgens de oude school.
🔗 De tijd heelt alle wonden.
(wijle; poos);
🔗 Talrijke eilanden verdwenen na korte tijd weer in zee.
(wijl);
🔗 Wij nemen u mee op een reis door de tijd.
(tijdsduur);
🔗 De tijd van deze hier was net begonnen.
🔗 In Portugal wordt de Westeuropese tijd aangehouden.
🔗 Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan.
🔗 Daar had hij geen tijd voor.
🔗 Zedenmeesters zijn van alle tijden.

DutchEnglish
schooltijd school; school‐days; school‐time; session
buiten schooltijd out of school
na schooltijd when school is over
onder schooltijd during lessons
school academy; drove; school; run; school of thought; seminary; shoal; college; schoolhouse
tijd age; day; days; period; time; space; tense; tide; while; season; stretch