Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word rustkuur

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
kuur (bevlieging; bui; gril; nuk; luim)	caprice ; whim ; freak	kaprico
🔗 Deze boten zijn lichtgebouwd en hebben kuren en zijn heel anders dan de boten van andere lieden.
kuur	cure	kuracado
🔗 Heeft de kuur al geholpen?
rust (pauze)	break ; pause ; respite ; interval	paŭzo
rust	repose ; rest	ripozo
🔗 Het paard had rust nodig.
rust (bedaardheid; gerustheid; kalmte; rustigheid)	tranquillity	trankvileco
🔗 Maar ik vond geen rust.
rust (kalmte; rustigheid; stilte)	calm ; quiet ; quiescence ; tranquillity	kvieto
rusten	rest	ripozi
🔗 Vele uren hadden zij gelopen zonder te rusten.
rusten (blijven; verblijven)	rest	resti
🔗 Gods zegen ruste op uw arbeid.
rusten	rest	ripozi
rusten	rest	ripozi

Dutch	English
rustkuur	⇆ rest‐cure
kuur	⇆ caprice; ⇆ course; ⇆ cure; ⇆ freak; ⇆ megrim; ⇆ vagary; ⇆ whim; ⇆ whimsy
rust	⇆ break; ⇆ calm; ⇆ ease; ⇆ half‐time; ⇆ pause; ⇆ peace; ⇆ placidity; ⇆ quiescence; ⇆ quiescency; ⇆ quiet; ⇆ quietness; ⇆ quietude; ⇆ recumbency; ⇆ repose; ⇆ respite; ⇆ rest; ⇆ tranquillity; ⇆ surcease; ⇆ interval
rusten	⇆ hinge; ⇆ lie; ⇆ recline; ⇆ repose; ⇆ rest; ⇆ sit; ⇆ sleep; ⇆ take a rest