Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word persoon

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(personage);
personage
🔗 Kijkt u goed naar deze persoon.
(sujet; vent)
person
zonder aanzien des persoons
without respect of persons
sen konsidero al la persono
contactman
;
contact person
single room
(man);
(lieden; mensen)
(passagiersrijtuig)
passenger‐carriage
pasaĝervagono
🔗 Hij was samengesteld uit een restauratiewagen, een slaapwagen en twee personenrijtuigen.
🔗 Ik zou hier al uren geleden geweest zijn als ik eerst niet wat persoonijke dingen te regelen had gehad.
personal
🔗 U hoeft niet persoonlijk te worden!
personally
al … mem
personal
personal number
;
finite form
(bemiddelaar);
intermediary
;
🔗 Via tussenpersonen in Jordanië exporteerde hij zo oudheden naar particuliere verzamelaars in het Westen.
double bed
dupersona lito
🔗 De kamer was net groot genoeg voor een tweepersoonsbed, een kleine schrijftafel, een hangkast, een ladenkast en een gemakkelijke stoel bij het vuur.
(vrouw; vrouwmens; wijf);
female
🔗 Op welke wijze slaagde Calanctus erin dit akelige en angstaanjagende vrouwspersoon te overwinnen?

DutchEnglish
persoon bod; body; character; figure; identity; individual; person; personage
in eigen persoon personally
publiek persoon public character
zonder aanzien des persoons irrespective of persons; without acceptance of persons; without respect of persons
contactpersoon contact
eenpersoonshuishouden single household
eenpersoonskamer single room
hoofdpersoon leading man; principal; protagonist; principal person; central figure
manspersoon male; male person; man
personen people
personenauto passenger car
personenlift passenger‐lift
personenrijtuig passenger‐carriage
personenvervoer passenger traffic
personenwagen passenger car
personificeren embody; personify
personifiëren personify; embody
persoonlijk individual; particular; personal; personally; private; in person
persoonsbeschrijving personal description
persoonsbewijs identity card
persoonsgebonden personal; individual
persoonsverheerlijking cult of personality; personality cult
persoonsverwisseling case of mistaken identity
persoonsvorm finite verb
proefpersoon subject; test subject
rechtspersoon corporate body; corporation; person
tussenpersoon agent; broker; go‐between; intermediary; medium; middleman
tweepersoonsauto two‐seater
tweepersoonsbed double bed
tweepersoonskamer double room
verpersoonlijken impersonate; personalize; personify
vertrouwenspersoon confidant
vierpersoonsauto four‐seater
vrouwspersoon female; woman