English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word individual

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
individual	enkeling ; individu ; sujet	individuo
🔗 You have to be a certain kind of individual to enjoy living here.
individual (single; independent; separate)	afzonderlijk	unuopa
individual	eenling ; enkeling	unuopulo
individual	individueel	individua
🔗 The other three user classes can have the various permissions granted or withdrawn on an individual file and directory basis.
individual	individu	individuo
individualism	individualisme	individuismo
individualist	individualist	individuisto
individually (one at a time; singly; independently)	alleen ; één per keer ; in zijn eentje ; eenzaam	unuope
🔗 Instead, he prefers to deal with countries individually.
individually	individueel	individue

English	Dutch
individual	⇆ afzonderlijk; ⇆ apart; ⇆ eenling; ⇆ enkeling; ⇆ individu; ⇆ individueel; ⇆ persoon; ⇆ persoonlijk; ⇆ persoonsgebonden; ⇆ sujet
individual teaching	⇆ hoofdelijk onderwijs
private individual	⇆ particulier
individualism	⇆ individualisme
individualist	⇆ individualist; ⇆ individualistisch
individuality	⇆ individualiteit; ⇆ persoonlijkheid
individualize	⇆ individualiseren
individually	⇆ afzonderlijk; ⇆ apart; ⇆ een voor een; ⇆ elk op zichzelf; ⇆ hoofd voor hoofd; ⇆ individueel; ⇆ op zichzelf