Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word openleggen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(neerleggen; deponeren)
🔗 De doden werden aan de kant gelegd.
(stellen);
🔗 Forum voor Democratie‐leider Thierry Baudet legt de schuld van de Russische inval bij het Westen.
🔗 De deur is open, maar niet voor lange tijd.
(onverholen; rondborstig);
overt
(leeg; onbezet; vrij);
(onbedekt)
🔗 Het postkantoor was nog open.

DutchEnglish
openleggen disclose; expose; lay open; open; open up; reveal
leggen apply; deposit; embed; join; lay; lodge; place; put; set; stow
open above‐board; barely; blank; bleak; demonstrative; exposed; free; ope; open; open‐ended; overt; patent; unsealed; vacant; up‐front; sore; sliding; openly