Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word met voorbijgaan van

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(langsgaan; passeren; voorbijlopen; óvertrekken);
pass by
(verstrijken; verlopen)
🔗 De nacht ging voorbij.

DutchEnglish
met voorbijgaan van over the head of; over the heads of
voorbijgaan slip by; cut along; die; elapse; go by; go on; leave out; overpass; pass; pass away; pass off; pass over; roll by; run on; wear; wear away; wear on; pass by