Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word mettertijd
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
in due course | ||
🔗 Mettertijd werd een kind geboren. | ||
🔗 De tijd heelt alle wonden. | ||
| (wijle; poos) | ; | |
🔗 Talrijke eilanden verdwenen na korte tijd weer in zee. | ||
| (wijl) | ; | |
🔗 Wij nemen u mee op een reis door de tijd. | ||
| (tijdsduur) | ; | |
🔗 De tijd van deze hier was net begonnen. | ||
🔗 In Portugal wordt de Westeuropese tijd aangehouden. | ||
🔗 Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan. | ||
🔗 Daar had hij geen tijd voor. | ||
🔗 Zedenmeesters zijn van alle tijden. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| mettertijd | in course of time; in due season; in the course of time; in the process of time; in time |
| tijd | age; day; days; period; time; space; tense; tide; while; season; stretch |