Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word invloed

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(inwerking);
leverage
🔗 Ik ben bang dat het de invloed van mijn neef is.
invloed hebben op
(beïnvloeden)
;
influential
🔗 Er geschieden dagelijks verschrikkelijke dingen, waartegen invloedrijker figuren machteloos zijn.
🔗 Toen Rome een verbond sloot met Saguntum, dat in de Carthaagse invloedssfeer lag, was de Tweede Punische Oorlog dan ook onvermijdelijk.

DutchEnglish
invloed ascendancy; ascendant; authority; consequence; credit; effect; impact; incidence; influence; leverage; prestige; pull; sway
invloed hebben op have a hold on; have a hold over; influence; have an influence upon; have an influence over; affect
invloed uitoefenen exercise influence; exercise an influence
onder de invloed staan van be influenced by
onder de invloed van under the influence of
onder de invloed zijn van be under the influence of
zijn invloed aanwenden bij use one’s influence with
invloedrijk influential; powerful; of weight
invloedssfeer sphere of influence
omgevingsinvloed environmental influence
vloed deluge; flood; flood‐tide; flow; flux; fluxion; high tide; tide; torrent; stream; river