English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word traffic

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
traffic
(circulation)
; ;
traffic
fikomerci
traffic
zwendel
;
zwendelarij
motor traffic
aŭtomobila trafiko
one‐way traffic
unudirekta trafiko
traffic indicator
(direction‐indicator; trafficator)
traffic jam
(traffic block; traffic congestion; traffic tie‐up)
verkeersopstopping
(lane)
traffic light
stoplicht
;
traffic rules
verkeersregels
trafikreguloj
traffic sign
verkeersteken
traffic tie‐up
(traffic block; traffic congestion; traffic jam)
verkeersopstopping
trafficker
zwendelaar

EnglishDutch
traffic gesjacher; handel; handeldrijven; handel drijven; handel drijven in; koophandel; sjachelen; sjacheren; verhandelen; verkeer; verkeersdrukte
arms traffic wapenhandel
border traffic grensverkeer
commuter traffic forensenverkeer; forenzenverkeer
drug traffic drughandel
frontier traffic grensverkeer
goods traffic goederenverkeer; vrachtverkeer
high‐speed traffic snelverkeer
motor traffic autoverkeer
oncoming traffic tegemoetkomend verkeer
one‐way traffic eenrichtingsverkeer; enkele richting
passenger traffic personenvervoer; reizigersverkeer
postal traffic postverkeer
railway traffic spoorwegverkeer
road traffic wegverkeer
rush‐hour traffic spitsverkeer
through traffic doorgaand verkeer
tourist traffic vreemdelingenverkeer
traffic artery verkeersader
traffic chaos verkeerschaos
traffic circle circuit; rondpunt; rotonde; verkeersplein; verkeerswisselaar
traffic circus verkeersplein
traffic density verkeersdichtheid
traffic enforcement camera flitspaal
traffic flow verkeersstroom
traffic indicator richtingaanwijzer
traffic information verkeersinformatie
traffic jam opstopping; verkeersopstopping
traffic lane rijstrook
traffic light stoplicht; verkeerslicht
traffic offence verkeersovertreding
traffic police verkeerspolitie
traffic policeman verkeersagent
traffic regulation verkeersregeling
traffic regulations verkeersreglement; verkeersvoorschriften
traffic rule verkeersregel
traffic sign verkeersbord; verkeersteken
traffic tie‐up opstopping; verkeersopstopping
traffic warden parkeercontroleur; parkeerwacht; parkeerwachter
vehicular traffic rijverkeer; verkeer van rij‐ en voertuigen
air‐traffic luchtverkeer
traffic‐cop verkeersagent
trafficker handelaar