Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bond

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
bond (liga; verbond)	league	ligo
binden (inbinden)	bind	bindi
binden	condense	densigi
binden (vastbinden; vastmaken; verbinden)	bind ; tie ; tie up	ligi
🔗 Ook hij werd gebonden.
boerenbond	farmers’ union	agrokulturista ligo
bondgenoot (geallieerde)	ally	aliancano
🔗 De goden hebben ons tot bondgenoten gemaakt.
bondgenootschap (alliantie; verbond)	alliance	alianco
🔗 Nooit van mijn leven zal ik weer met Kaa een bondgenootschap sluiten.
bondsregering	federal government	federacia registaro
Bondsrepubliek (Bondsrepubliek Duitsland)	German Federal Republic	Germana Federacia Respubliko
bondsrepubliek	federal republic	federacia respubliko
bondsstaat (confederatie; eedgenootschap)	confederation ; commonwealth	konfederacio
consumentenbond	consumers’ union	konsumantligo

Dutch	English
bond	⇆ alliance; ⇆ association; ⇆ band; ⇆ confederacy; ⇆ confederation; ⇆ federation; ⇆ league; ⇆ union
binden	⇆ bind; ⇆ bond; ⇆ commit; ⇆ contain; ⇆ cord; ⇆ fetter; ⇆ knit; ⇆ leash; ⇆ obligate; ⇆ oblige; ⇆ peg down; ⇆ pinion; ⇆ pledge; ⇆ tie; ⇆ truss; ⇆ rope; ⇆ thicken; ⇆ tie down; ⇆ tie up; ⇆ make
bondgenoot	⇆ ally; ⇆ associate; ⇆ confederate
bondgenootschap	⇆ alliance; ⇆ confederation
bondscoach	⇆ national coach
bondsdag	⇆ federal diet
bondskanselier	⇆ federal chancellor
Bondsrepubliek	⇆ Federal Republic of Germany
bondsstaat	⇆ federal state
consumentenbond	⇆ consumers’ union; ⇆ consumers’ association
landsbond	⇆ coordinate alliance
statenbond	⇆ confederacy; ⇆ confederation; ⇆ federation; ⇆ confederacy of states
studentenbond	⇆ students’ association
vakbond	⇆ labour union; ⇆ union; ⇆ trade union
voetbalbond	⇆ football association; ⇆ football league
vrouwenbond	⇆ women’s league