English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word association

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
association	associatie ; genootschap ; vereniging	asocio
housing association (housing corporation)	woningcorporatie	loĝeja korporacio
associate (come together; join; pool; assemble; coalesce; converge; unite; become joined)	zich aaneensluiten ; zich verenigen	kuniĝi
associate (join; pool; amalgamate; coalesce; unite)	zich verenigen	unuiĝi
associate (affiliate)	als associé toetreden ; samendoen ; vennoot worden	asociiĝi
associate (collaborator; partner)	medewerker	kunlaboranto
associate (bind; join; tie; tie up; fasten; link; band; belay)	verbinden	ligi
associate	associëren ; verbinden	asocii
associate	bijeenzijn	kunesti
associate (partner)	vennoot	asociano

English	Dutch
association	⇆ associatie; ⇆ bond; ⇆ gedachtenverbinding; ⇆ genootschap; ⇆ omgang; ⇆ verbinding; ⇆ vereniging
association of ideas	⇆ gedachtenassociatie
athletics association	⇆ sportvereniging
consumers’ association	⇆ consumentenbond
electoral association	⇆ kiesvereniging
football association	⇆ voetbalbond
housing association	⇆ woningbouwvereniging; ⇆ woningcorporatie
memorandum of association	⇆ akte van oprichting
parents’ association	⇆ oudervereniging
sports association	⇆ sportvereniging
students’ association	⇆ studentenbond
thought association	⇆ gedachtenassociatie
trade association	⇆ vakgroep
traders’ association	⇆ middenstandsvereniging
travel association	⇆ reisvereniging; ⇆ vereniging voor vreemdelingenverkeer
women’s association	⇆ vrouwenvereniging
associate	⇆ associëren; ⇆ bondgenoot; ⇆ compagnon; ⇆ deelgenoot; ⇆ in verband brengen; ⇆ kameraad; ⇆ lid van een genootschap; ⇆ makker; ⇆ medeplichtige; ⇆ mede‐; ⇆ metgezel; ⇆ omgaan; ⇆ toegevoegd; ⇆ vennoot; ⇆ verbinden; ⇆ verbonden; ⇆ verenigen; ⇆ zich aaneensluiten; ⇆ zich associëren; ⇆ zich verenigen
associations	⇆ banden; ⇆ herinneringen