English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bond

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(debenture)
(connection; link; linkage; tie)
🔗 “Cut the bond,” said Tarzan, “otherwise I cannot eat.”
(agglutinate)
hydrogen bond
hidrogena ligo
🔗 We are so grateful to you for having killed the Wicked Witch of the East, and for setting our people free from bondage.
bonded
;
ligita
bondmaid
(female slave)
(slave; bondsman)
(slave; bondman)

EnglishDutch
bond band; binden; binding; contract; in entrepot opslaan; ketenen; obligatie; schuldbekentenis; schuldbewijs; schuldbrief; verband; verbinden; verbinding; verbintenis; verhypothekeren; verplichting; zich hechten
an honest man’s word is as good as his bond een man een man, een woord een woord
bonded debt obligatieschuld
bonded store entrepot; veem
bonded warehouse entrepot; veem
bond of friendship vriendschapsband
hydrogen bond waterstofbrug
in bond in entrepot
mortgage bond rentespaarbrief
premium bond kapitalisatiebon
bondage bondage; gebondenheid; knechtschap; lijfeigenschap; slavernij
bonded in entrepot opgeslagen
bondholder obligatiehouder
bondmaid lijfeigene; slavin
bondman lijfeigene; slaaf
bonds boeien; ketenen
bondsman borg
cross‐bond kruisverband
war‐bond oorlogsobligatie