Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bedrijfsgebouw

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bedrijfspand)
business building
(beroep)
profession
;
occupation
;
vocation
(oorkonde; akte);
(onderneming)
enterprise
🔗 Een groot deel van de boekjes werd binnen bedrijven verspreid.
(bouw);
structure
(bouwsel; bouwwerk)
🔗 Toen Bond het gebouw verliet, begon het te regenen.

DutchEnglish
bedrijfsgebouw business building
bedrijf achievement; act; action; business; concern; industry; lawful occasions; plant; trade; service; deed; working; undertaking; works
gebouw building; edifice; erection; fabric; joint; pile; structure