English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word works

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
works
(corpus)
works
(factory; manufactory)
works
(factory; mill)
works
(factory; plant)
steelworks
staalfabriek
(act; be effective; have effect; impact; impinge; avail; be efficacious; exert; have an effect; produce an effect)
uitwerking hebben
;
🔗 The forces of society work against you.
(exploit; utilize; leverage; take advantage of)
(ferment; rise);
(control; operate; enable; implement; actuate)
(knead)
(cultivate; farm; grow); ;
(labour);
🔗 I’m working for Sladen.
(cope with)
(carve; sculpture; sculp); ;
skulpti
;
🔗 Some people have referred to that as a work of fiction

EnglishDutch
works⇆ bedrijf; ⇆ binnenwerk; ⇆ fabriek; ⇆ mechaniek; ⇆ oeuvre; ⇆ uurwerk
defensive works⇆ verdedigingswerken
dry‐cleaning works⇆ chemische wasserij
government printing works⇆ staatsdrukkerij
iron‐smelting works⇆ ijzersmelterij
printing works⇆ drukkerij
road works⇆ wegwerkzaamheden
with the works⇆ met alles erop en eraan
works manager⇆ bedrijfsleider
brickworks⇆ steenbakkerij; ⇆ steenfabriek; ⇆ tichelbakkerij
cigar‐works⇆ sigarenfabriek
dye‐works⇆ ververij
fireworks⇆ vuurwerk; ⇆ woedeuitbarsting
gasworks⇆ gasfabriek
glass‐works⇆ glasblazerij; ⇆ glasfabriek
harbour‐works⇆ havenwerken
ice‐works⇆ ijsfabriek
ironworks⇆ ijzerfabriek; ⇆ ijzergieterij; ⇆ ijzerpletterij
laundry‐works⇆ wasserij
powder‐works⇆ kruitfabriek
smelting‐works⇆ smelterij
steelworks⇆ staalfabriek; ⇆ staalsmederij
tea‐works⇆ theefabriek
tile‐works⇆ pannenbakkerij; ⇆ tegelbakkerij
waterworks⇆ waterleiding; ⇆ waterwerken
work⇆ aanrichten; ⇆ arbeid; ⇆ arbeiden; ⇆ bedienen; ⇆ bereiden; ⇆ bewerken; ⇆ boekwerk; ⇆ doen; ⇆ doorwérken; ⇆ exploiteren; ⇆ functioneren; ⇆ gewrocht; ⇆ gisten; ⇆ ontginnen; ⇆ uitwerking hebben; ⇆ werk; ⇆ werken; ⇆ werkstuk