Sinonieme: betreffen, gelden voor, raken, gaan om
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈaŋɣan/ |
---|
Afbreking | aan·gaan |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(hij) gaat aan | (hij) ging aan |
(zij) gaan aan | (zij) gingen aan |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat hij) aanga | (dat hij) aanginge |
(dat zij) aangaan | (dat zij) aangingen |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
aangaand, aangaande | (hebben) aangegaan |
Jouw beroep gaat mij tenslotte niets aan.
Om te beginnen was het een zaak die mij niet aanging.
Wat dat aangaat, kan ik u zo hier en daar met goede raad van dienst zijn.
Is dat niet een zaak die u aangaat?