Sinonieme: aanflitsen, aanfloepen, ontbranden, in brand vliegen, vuur vatten
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈaŋɣan/ |
---|
Afbreking | aan·gaan |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(hij) gaat aan | (hij) ging aan |
(zij) gaan aan | (zij) gingen aan |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat hij) aanga | (dat hij) aanginge |
(dat zij) aangaan | (dat zij) aangingen |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
aangaand, aangaande | (zijn) aangegaan |
Hij zuchtte en wierp een blik op het slot in de verte waar nu de eerste lichtjes aangingen.
Toen Sam binnenkwam, stond Splijtsteen uit te kijken over zijn hoofdstad, waar een voor een de lichten aangingen.