Informatie over het woord crash (Engels → Esperanto: kraŝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/kɹæʃ/
Afbrekingcrash
Shaw‐alfabet𐑒𐑮𐑨𐑖

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) crash(I) crashed
(thou) crashest(thou) crashedst
(he) crashes, crasheth(he) crashed
(we) crash(we) crashed
(you) crash(you) crashed
(they) crash(they) crashed
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) crash (I) crashed
(thou) crash(thou) crashed
(he) crash(he) crashed
(we) crash(we) crashed
(you) crash(you) crashed
(they) crash(they) crashed
Gebiedende wijs
crash
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
crashingcrashed

Vertalingen

Duitsabstürzen
Esperantokraŝi
Nederlandscrashen; neerstorten; verongelukken