Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord luidend
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(aflopen; beieren; galmen) | peal ; ; ; ; | |
🔗 Op dat moment luidde de bel aan de hoofdpoort. | ||
(aanbellen; bellen; schellen) | ||
🔗 Bij het binnenvaren van de boot zullen de kerkklokken geluid worden. | ||
🔗 Hoe luidt de wet van Ohm? | ||
; | ||
🔗 Luiden uit de verre omtrek zullen hierheen trekken voor de eredienst, om lofliederen te zingen en giften te schenken, van goud en zilver! | ||
(geklep; gelui; klokgelui) | ||
🔗 Ik hoor het luiden van de oude kerkklok. | ||
wanluidend (disharmonisch) | discordant | malharmonia |
Nederlands | Engels |
---|---|
gelijkluidend | ⇆ consonant; ⇆ homonymous; ⇆ identical; ⇆ of the same tenor |
luiden | ⇆ chime; ⇆ clang; ⇆ clank; ⇆ go; ⇆ knoll; ⇆ read; ⇆ ring; ⇆ sound; ⇆ toll; ⇆ run; ⇆ peal |
wanluidend | ⇆ discordant; ⇆ dissonant; ⇆ jarring |