Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord juistheid
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(correctheid) | correctness | |
exactitude ; exactness | ||
🔗 Ik zag de juistheid van deze opmerking in. | ||
(goed; zuiver) | ; | |
(exact; krek; precies; scherp; stipt; accuraat) | ; | |
🔗 En toch had hij juist gedaan wat zijn vrouw had gezegd. | ||
(gegrond; terecht) | ; ; | |
🔗 Is dat juist? | ||
(precies; accuraat; scherp; secuur; stipt) | ; exact | |
(snedig) | ||
(daarnet; net; pas) | ||
🔗 De man die juist was binnengekomen, was inderdaad groot. | ||
(goed) | ; exact ; ; | |
(correct; exact; krek; precies) | exactly ; ; ; correctly ; precisely ; ; | |
error | ||
Nederlands | Engels |
---|---|
juistheid | ⇆ correctness; ⇆ exactitude; ⇆ exactness; ⇆ justness; ⇆ preciseness; ⇆ precision; ⇆ propriety; ⇆ truth |
juist | ⇆ apt; ⇆ aptly; ⇆ aright; ⇆ correct; ⇆ even; ⇆ exact; ⇆ exactly; ⇆ just; ⇆ pointed; ⇆ precise; ⇆ precisely; ⇆ proper; ⇆ properly; ⇆ quite; ⇆ quite so; ⇆ right; ⇆ rightly; ⇆ true; ⇆ correctly |
onjuistheid | ⇆ falsity; ⇆ faultiness; ⇆ impropriety; ⇆ incorrectness; ⇆ misstatement; ⇆ inaccuracy; ⇆ erroneousness; ⇆ error |