Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord bezoek

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(visite);
🔗 Mag ik vragen naar de reden van uw bezoek?
een bezoek afleggen aan
(afgaan; bezoeken; op visite komen; op visite komen bij; opzoeken)
call on
; ;
🔗 Breng je vanavond een bezoek aan ons?
be on a visit
;
be on visit
esti vizitanta
visiting day
vizita tago
;
plague
plagi
(frequenteren)
frequent
;
🔗 Tom Poes gaf het dan ook op hem te bezoeken en trok zich bezorgd in zijn huisje terug.
(opzoeken);
🔗 De bloemen worden veel door bijen bezocht.

NederlandsEngels
bezoek attendance; call; company; going; guests; visit; visitation; visitor; visitors
een bezoek afleggen call; pay a visit; make a call
een bezoek beantwoorden return a call
een bezoek brengen make a call; pay a visit
er is bezoek we have visitors
geen bezoek ontvangen be not at home to anybody
onverwacht bezoek surprise visit
op bezoek zijn be on visit; be on a visit
beleefdheidsbezoek social call; duty call; courtesy visit
bezoekdag visitors’ day; visiting day
bezoeken afflict; attend; frequent; frequentation; haunt; meet; plague; visit; see; go to see; come to see; call at
bezoekregeling visiting arrangements
bezoekuur visiting hour
bliksembezoek flying visit; whistle‐stop
condoléancebezoek call of condolence
huisbezoek house call; home visit; parochial visit; parish visiting
kerkbezoek church‐attendance
kraambezoek maternity visit
schoolbezoek attendance; school attendance; inspection; visit
staatsbezoek state visit
tegenbezoek return visit; return call