Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord tag

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(label)
(label);

EngelsNederlands
tag aanhangen; aanhangsel; aanhechten; citaat; etiket; etiketteren; krijgertje; label; leus; leuze; lis; lus; nestel; nestelbeslag; refrein; ruitertje; tikkertje; trekker; vastbinden; vastknopen; veterbeslag
play tag krijgertje spelen
price tag prijs; prijskaartje
tag after achternalopen
tag along meelopen; volgen
tag along with optrekken met
tag around with altijd optrekken met
tag something onto iets vastbinden aan
tag something to iets vastbinden aan