Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord picking‐season
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(flavour) | ||
; ; | ||
(harden; temper; steel; toughen) | ||
(spice; flavour) | spici |
Engels | Nederlands |
---|---|
picking‐season | ⇆ pluktijd |
picking | ⇆ gepeuter; ⇆ pluk |
season | ⇆ bronsttijd; ⇆ drogen; ⇆ drukke tijd; ⇆ gewennen; ⇆ goed laten drogen; ⇆ jaargetij; ⇆ jaargetijde; ⇆ jachtseizoen; ⇆ konfijten; ⇆ kruiden; ⇆ rijp laten worden; ⇆ rijp worden; ⇆ seizoen; ⇆ smakelijk maken; ⇆ temperen; ⇆ tijd; ⇆ tijdperk; ⇆ toebereiden |