Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord fore

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
fore
(forefront)
(ahead; on; forth; forward; forwards; onward); ;
voort
; ; ;
forecourt
;
voorplein
(forecastle);
forefront
(fore)
forefront
(van)
voorhoede
foreground
voorgrond
foreground
(close‐up)
voorgrond
unua plano
foreleg
(front paw)
antaŭa piedo
; ;
werkmeester
foremast
forename
(first name)
(envisage; envision; expect; project);
🔗 We foresee a radical change in the pattern of biology teaching and hope that our effort, if only to a small degree, may speed its coming.
foresight
(prudence; reason; sense; wits; common sense)
;
gezond verstand
; ;
foresight
(bead)
vizierkorrel
foreskin
voorhuid
foretell
(forecast; prophesy; predict; augur; divine)
foreword
(preamble; preface)
voorbericht
;
voorrede
;
voorwoord

EngelsNederlands
fore voor‐; voorste; vooruit
be to the fore op de voorgrond staan
come to the fore in de picture komen; op de voorgrond raken; op de voorgrond treden
fore and aft langsscheeps; van boeg naar achtersteven
to the fore in de picture
fore‐axle vooras
forebode aankondigen; een voorgevoel hebben van; voorspéllen
fore‐carriage voorstel
forecourt buitenhof; voorhof; voorkant; voorplein; voorzij; voorzijde
foredeck plecht; voordek; voorplecht
foredoom doemen; tot mislukking doemen; voorbeschikken; voorbestemmen
forefather voorvader; voorzaat
forefinger wijsvinger
forefoot voorbeen; voorpoot; voorvoet
forefront eerste gelid; voorgevel; voorhoede; voorste gedeelte; voorzij; voorzijde
forego voorafgaan; voorafgaan aan
foreground eerste plan; voorgrond
forehand voorafgaand; voorhand; vorig; vroeger
fore‐hold voorruim
forejudge vooruit beoordelen; vooruit veroordelen
foreknow vooraf weten
foreknowledge voorkennis; voorweten; voorwetenschap
foreland landpunt; uiterwaard; voorland
foreleg voorpoot
forelock haarlok; kuif; lok
foreman baas; meestergast; meesterknecht; onderbaas; opzichter; ploegbaas; president; voorman; voorzitter; werkmeester
foremast fokkemast; voormast
forementioned voormeld
foremost belangrijkste; eerste; voorste
forename vóórnaam
forenoon voormiddag
foreordain voorbeschikken; voorbestemmen
forepart eerste deel; voorste deel
forequarter voorste vierendeel
forerun voorafgaan; voorkómen
foresail fok; fokkezeil
foresee vooruitzien; voorzien; zien aankomen dat
foreshadow aankondigen; beduiden; de voorbode zijn van; preluderen op; voorbeduiden; zijn schaduw vooruitwerpen
foreshore <deel van een strand dat bij eb droogvalt>; waterkant
foreside voorkant
foresight beleid; overleg; vizierkorrel; vooruitziende blik; voorzichtigheid
foreskin voorhuid
foretaste voorsmaak
foretell voorspéllen; voorzéggen
forethought overleg; voorbedachtheid; voorzorg
foretoken voorbode; voorteken
forewarn een gewaarschuwd mens telt voor twee; vooraf waarschuwen
forewheel voorwiel
foreword voorbericht; voorrede; voorwoord