English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word together
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(jointly) | ; ; ; ; ; | |
🔗 Did you think a few hours ago that you would ever be together again? | ||
all together | met hun allen ; met z’n allen | ĉiuope |
come together (associate; join; pool; assemble; coalesce; converge; unite; become joined) | ; zich aaneensluiten ; zich verenigen | |
come together (meet) | elkaar ontmoeten ; elkaar tegenkomen | |
live together (cohabit) | kunloĝi | |
pack together | kunigi dense | |
put together (build; compose; construct; draught; combine; assemble) | kunmeti | |
together with (and … as well; and also; as well as) | ; | |
together with (along with; alongside; accompanied by) | ||
together with (and … as well; and also; as well as) | plie |
English | Dutch |
---|---|
together | ⇆ aaneen; ⇆ aan elkaar; ⇆ achtereen; ⇆ bijeen; ⇆ bij elkaar; ⇆ gelijk; ⇆ gemeenschappelijk; ⇆ gezamenlijk; ⇆ met elkaar; ⇆ onderling; ⇆ opeen; ⇆ saam; ⇆ samen; ⇆ tegelijk; ⇆ tegen elkaar; ⇆ tezamen |
act together | ⇆ samenwerken |
all together | ⇆ met hun allen; ⇆ met z’n allen |
bind together | ⇆ aaneenbinden; ⇆ samenbinden; ⇆ samenvlechten |
braid together | ⇆ aaneenvlechten; ⇆ samenvlechten |
bring together | ⇆ bijeenbrengen; ⇆ bundelen; ⇆ samenbrengen |
chime together | ⇆ samenklinken; ⇆ samenstemmen |
come together | ⇆ bij elkaar komen; ⇆ zich verzamelen |
draw together | ⇆ bij elkaar komen; ⇆ samenbrengen; ⇆ samentrekken; ⇆ tot elkaar komen |
flock together | ⇆ samenkomen; ⇆ samenscholen; ⇆ samenstromen; ⇆ scholen; ⇆ te hoop lopen |
flow together | ⇆ ineenvloeien; ⇆ samenstromen; ⇆ samenvloeien |
for days together | ⇆ dagen aaneen |
forge together | ⇆ samensmeden |
get together | ⇆ bijeenbrengen; ⇆ bijeenkomen; ⇆ bijeenzoeken; ⇆ samenkomen; ⇆ verenigen; ⇆ zich verenigen |
glue together | ⇆ aaneenlijmen; ⇆ aaneenplakken; ⇆ samenlijmen |
go together | ⇆ bijeenkomen; ⇆ goed bij elkaar passen; ⇆ samengaan |
grow together | ⇆ aaneengroeien; ⇆ samengroeien; ⇆ vastgroeien; ⇆ vergroeien |
herd together | ⇆ bijeengroepen; ⇆ bijeenkruipen; ⇆ samenhokken; ⇆ samenscholen |
lace together | ⇆ samensnoeren |
live together | ⇆ samenleven; ⇆ samenwonen |
mass together | ⇆ samenballen |
melt together | ⇆ samensmelten; ⇆ versmelten |
pack together | ⇆ opeenpakken; ⇆ samenpakken |
paste together | ⇆ aaneenplakken; ⇆ samenplakken |
patch together | ⇆ haastig tot stand brengen; ⇆ in elkaar flansen; ⇆ samenflansen |
press together | ⇆ samendrukken; ⇆ samenknijpen; ⇆ samennijpen; ⇆ samenpersen |
put together | ⇆ aaneenvoegen; ⇆ bijeenpakken; ⇆ in elkaar knutselen; ⇆ in elkaar zetten; ⇆ samendoen; ⇆ samenstellen; ⇆ samenvoegen; ⇆ verzamelen |
rivet together | ⇆ aaneenklinken; ⇆ samenklinken |
scrape together | ⇆ bij elkaar scharrelen; ⇆ bijeenschrapen; ⇆ samenschrapen |
squeeze together | ⇆ samenklemmen; ⇆ samenknijpen; ⇆ samennijpen |
tie together | ⇆ aaneenbinden; ⇆ aaneenknopen; ⇆ samenknopen; ⇆ samensnoeren |
together with | ⇆ alsmede; ⇆ alsook; ⇆ benevens; ⇆ met; ⇆ nevens |
wreathe together | ⇆ samenvlechten |
get‐together | ⇆ bijeenkomst; ⇆ instuif |