English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word term

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 This section describes the terms that PHP uses, but be warned that in other languages these terms may have different meanings.
(condition; stipulation; provision; proviso; requirement); ; ; ;
🔗 My terms are realistic.
(call; dub; name)
🔗 For instance, the creature you term a monster is in reality a harmless domesticated beast.
(period)
🔗 This year, at a once‐every‐five‐years event, China’s dictator, Xí Jìnpíng, was confirmed for a third term as general secretary of the Communist Party, president of the country, and leader of the military.
(monomial)
;
🔗 First of all, we recognize that both terms and x have a factor x.
(quarter)
(term of office);
🔗 McKinley had been elected for a second term in 1900.
(term of payment; instalment)
make terms
(come to an agreement; agree; come into accord; reach an accord; get along)
make terms with
akordiĝi kun
term of abuse
(invective)
term of payment
(term; instalment)
umbrella term
(perennial; protracted; prolonged)
🔗 What’s more, China faces long‐term population decline.

EnglishDutch
term betalingstermijn; collegetijd; einde der zwangerschapsperiode; kwartaal; lid; noemen; periode; term; termijn; trimester; uitdrukking; zittingstijd
at our usual terms tegen de gebruikelijke betalingsvoorwaarden
be no longer on speaking terms niet meer met elkaar spreken
be not on speaking terms niet meer tegen elkaar spreken
be on bad terms kwade vrienden zijn
be on bad terms with in onvrede leven met
be on friendly terms op vriendschappelijke voet staan
be on speaking terms with somebody <iemand zo goed kennen dat men hem kan aanspreken>
business term handelsterm
come to terms accorderen; het eens worden; het op een akkoordje gooien; tot een vergelijk komen
come to terms with accepteren; het op een akkoordje gooien met; leren leven met
in no uncertain terms duidelijk; ondubbelzinnig
in plain terms duidelijk; ondubbelzinnig; onverbloemd
in … terms uit … oogpunt
in terms of the highest praise in de vleiendste bewoordingen
in the long term op lange termijn
in the medium term op middellange termijn
in the most flattering terms in de vleiendste bewoordingen
in the short term op korte termijn
in veiled terms in bedekte termen
keep on good terms with somebody iemand te vriend houden
keep terms with op goede voet blijven met
make terms het op een akkoordje gooien; tot een vergelijk komen
make terms with het op een akkoordje gooien met; tot een vergelijk komen met
nautical term scheepsterm
naval term scheepsterm
not on speaking terms gebrouilleerd
on bad terms gebrouilleerd
on easy terms op gemakkelijke betalingsvoorwaarden
on equal terms op voet van gelijkheid
on good terms op goede voet
peace terms vredesvoorwaarden
technical term vakterm
term of abuse scheldwoord
term of delivery leveringstermijn
term of limitation verjaringstermijn
term of notice opzeggingstermijn; opzegperiode; opzegtermijn; vooropzeg
term of payment betalingstermijn
terms of reference kader; raam; taakomschrijving
terms’ report puntenlijst
umbrella term parapluterm; verzamelnaam
full‐term voldragen
law‐term rechtsterm
long‐term langlopend; meerjarig; voor lange tijd
misterm verkeerd noemen
short‐term korte‐termijn‐; kortlopend; op korte termijn
terminable aflopend; begrensbaar; opzegbaar; te beëindigen
terms betalingsvoorwaarden; condities; prijzen; schoolgeld; verstandhouding; voorwaarden