Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word opzegbaar

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(reciteren; voordragen)
reciti
🔗 Hij sprak snel, alsof hij een lesje opzei dat hij uit het hoofd kende—en dat was ook zo.
(afgelasten; afzeggen); ; ; ; ;
🔗 Tom was boos en zeide onverwijld zijn lidmaatschap op.
unsubscribe
🔗 Sommige abonnees zegden dan ook het blad op.
discharge
; ; ; ;
retrench
;
🔗 En toen heeft ze het huis verkocht en wij werden allemaal opgezegd en toen is ze naar het buitenland gegaan, naar Egypte.

DutchEnglish
opzegbaar terminable
opzeggen declare off; denounce; discontinue; recall; recitation; recite; rehearse; repeat; repetition; say