English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word slip

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(skid);
(glide; slide); ; ;
🔗 The mermaids slipped from the rocks and disappeared.
(filing‐card; card; index card); ;
(underslip)
(slide)
uitglijden
(landslide; landslip);
(petticoat; underskirt)
giro payment slip
slip on
surmeti rapide
(landslide; slip);
slippery
;

EnglishDutch
slip aardverschuiving; abuis; drukproefstrook; fluwijn; glibberen; glijden; glippen; heimelijk toestoppen; helling; honderiem; koppelband; kussensloop; landverschuiving; laten glijden; laten glippen; laten schieten; laten vallen; loslaten; losschieten; misgreep; misstap; onderjurk; onderrok; onderuitgaan; ontglippen; proefstrook; scheepshelling; schuiven; slibberen; slippen; sloop; sluipen; stek; stekken; strook; strook papier; uitglijden; uitglijder; uitglijding; uitschieten; vergissing; verspreking; wegsluipen; zich laten glijden
a slip of a een tenger
be slipping minder worden; verslappen
debit slip debetnota
deposit slip stortingsbewijs
giro payment slip acceptgirokaart
give somebody the slip aan iemand ontsnappen
give the slip in de steek laten; laten schieten; ontglippen aan; ontsnappen
let slip loslaten; per ongeluk loslaten
luggage slip bagagebiljet
make a slip zich vergissen
packing slip pakbon
paying‐in slip stortingsbewijs; stortingsbiljet; stortingsbulletin; stortingsformulier
salary slip salarisstrook
slip across even overwippen
slip away met stille trom vertrekken; wegsluipen
slip by voorbijgaan
slip down afschuiven; afzakken
slip from afschieten van
slip in insluipen
slip into binnensluipen
slip into one’s clothes zijn kleren aanschieten
slip of a girl spichtig meisje
slip off afdoen; afschuiven; wegsluipen
slip off from afschieten van
slip off one’s clothes uit de kleren schieten
slip of the pen schrijffout; verschrijving
slip of the tongue verspreking
slip of the typewriter tikfout
slip on aanschieten; uitglijden over
slip on one’s clothes in zijn kleren schieten
slip ring sleepring
slip something into somebody’s hand iemand iets toestoppen
slip through erdoor glippen
slip through one’s fingers door de vingers glijden
slip up een fout maken; zich vergissen
cowslip primula; sleutelbloem
landslip aardverschuiving; aardverschuivinkje; bergstorting; landverschuiving
pay‐slip loonbriefje; loonstrook; loonstrookje
pillowslip fluwijn; kussensloop; sloop
side‐slip buitenechtelijk kind; slip; slippen
slip‐cover hoes
slip‐knot schuifknoop
slip‐on <gemakkelijk aan te trekken kledingstuk>; instapper
slipover slipover; slip‐over
slipper muil; pantoffel; slof
slippery glad; glibberig; slibberig; spekglad; spiegelglad
slipping dolgedraaid
slippy glibberig; vlug
sliproad afrit; invoegstrook; oprit; toerit; vluchtstrook
slips helling; scheepshelling
slipstream schroefwind; slipstream; slipstroom; zuiging
slip‐up fout; vergissing
slipway helling; scheepshelling; sleephelling