English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word self

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
‐self
(herself; itself; self; myself; very)
self
(herself; itself; myself; very; ‐self)
self
(ego)
;
(itself; self; myself; very; ‐self)
🔗 Elaida gave me the order herself.
<si, ina, singulara>
🔗 She pushed herself free from Rand’s arms.
himself
(oneself)
(herself; self; myself; very; ‐self)
🔗 If I can’t keep order in Caemlyn itself, the people will turn against me.
self‐abasement
(abasement)
zelfvernedering
self‐assured
(confident; assured)
zelfverzekerd
memfida
(self‐reliance; confidence; self‐assurance)
🔗 Lack of self‐confidence is not something she suffers from.
self‐conscious
(abashed; shy; embarrassed; bashful; coy)
;
🔗 He was making an effort to preserve his self‐control, but again his lips twitched.
(abnegation)
self‐discipline
zelftucht
self‐esteem
(self‐respect)
zelfrespect
self‐evident
zelfbeeld
self‐interest
(selfishness; egoism)
;
propra intereso
🔗 They will vote in their own self‐interest.
selfish
(self‐interested)
; ;
selfish
profitema
self‐murder
(suicide)
self‐pollination
zelfbestuiving
self‐pollution
self‐portrait
zelfportret
self‐reliance
(self‐confidence; confidence; self‐assurance)
;
self‐respect
(dignity)
zelfrespect
self‐respect
(self‐esteem)
zelfrespect
(yourselves)

EnglishDutch
self ego; eigenliefde; eigen persoon; ik
be one’s usual self in zijn gewone doen zijn
be quite one’s old self weer helemaal de oude zijn
consciousness of self zelfbewustzijn
love of self eigenliefde
my poor self mijn persoontje
one’s better self zijn betere ik
one’s former self de oude
one’s other self zijn andere ik
herself haarzelf; zelf; zich; zichzelve
himself hemzelf; hijzelf; zelf; zich; zichzelf
itself in persoon; zelf; zich; zichzelf
ourself ons; onszelf
self‐abasement zelfvernedering
self‐abhorrence zelfverachting
self‐absorption opgaan in zichzelf
self‐abuse masturbatie
self‐accusation zelfbeschuldiging
self‐accusatory zelfbeschuldigend
self‐activity zelfwerkzaamheid
self‐adjusting zelfregulerend
self‐aligning zelfrichtend
self‐assertion aanmatiging; geldingsdrang; zelfbewustheid
self‐assertive aanmatigend; uiterst zelfverzekerd
self‐assured zelfverzekerd
self‐catering accommodatie met keuken; met kookgelegenheid
self‐centred egocentrisch
self‐chastisement zelfkastijding
self‐collected beheersd; kalm
self‐command zelfbeheersing
self‐complacency ingenomenheid met zichzelf
self‐complacent zelfvoldaan
self‐conceited ingebeeld; laatdunkend; verwaand; waanwijs
self‐condemnation zelfverwijt
self‐confidence zelfvertrouwen
self‐confident op zichzelf vertrouwend; overtuigd; zeker; zelfbewust
self‐conquest zelfoverwinning
self‐conscious bevangen; met zijn figuur verlegen; onzeker; verlegen
self‐contained compleet; eenzelvig; gereserveerd; op zichzelf staand; vrij; vrijstaand
self‐control zelfbeheersing
self‐criticism zelfkritiek
self‐deceit zelfbedrog
self‐delusion zelfbegoocheling
self‐denial zelfverloochening
self‐destruction zelfvernietiging
self‐determination zelfbeschikking
self‐devotion zelfopoffering
self‐discipline zelfdiscipline
self‐employed zelfstandig
self‐enrichment zelfverrijking
self‐esteem gevoel van eigenwaarde
self‐evident duidelijk; vanzelfsprekend
self‐examination gewetensonderzoek
self‐glorification zelfverheerlijking
self‐governing autonoom; zichzelf besturend
self‐ignition zelfontsteking
self‐image zelfbeeld
self‐imposed zichzelf opgelegd
self‐indulgent gemakzuchtig; genotzuchtig
self‐interest baatzucht; eigenbaat; eigenbelang
selfish baatzuchtig; egoïstisch; zelfzuchtig
self‐mastery zelfbeheersing
self‐mortification zelfpijniging
self‐murder zelfmoord
self‐pity zelfbeklag; zelfmedelijden
self‐pollination zelfbestuiving
self‐pollution zelfbevlekking
self‐portrait zelfportret
self‐preservation zelfbehoud
self‐protection zelfbescherming
self‐registering automatisch registrerend
self‐regulating zelfregelend
self‐reliant niet op een ander aangewezen zijnd
self‐renunciation zelfverloochening
self‐reproach wroeging; zelfverwijt
self‐respect zelfrespect
self‐restraint zelfbeheersing
self‐righteous eigengerechtig
self‐sacrifice zelfopoffering
self‐same identiek
self‐satisfaction zelfvoldoening
self‐satisfied zelfvoldaan
self‐sealing zelfdichtend
self‐service zelfbediening; zelfbedienings‐
self‐sufficient autarkisch; zelfgenoegzaam; zelfstandig
self‐taught voor zelfonderricht; zelf geleerd
self‐timer zelfontspanner
self‐torture zelfkastijding; zelfkwelling
self‐treatment zelfbehandeling
self‐tuition zelfstudie
self‐worship zelfaanbidding; zelfvergoding
yourself jezelf; zelf