English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word pressure

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(insistence; urgency)
(insistence; urgency; affirmation; maintenance)
;
(stress);
🔗 More recently, the Russian rouble crisis put renewed pressure on the franc.
🔗 And as the July 1 deadline races up on Johnson, he is likely going to face pressure to consider extending the Brexit transition to avoid economic catastrophe.
low pressure area
pressure cooker
(autoclave)
blood‐pressure
🔗 No matter how much we hope and pray that this president will grow into one who respects and understands the constitution, separation of powers, rôle of a free press, responsibilities as the leader of the free world, or demonstrates even the most basic regard for the truth, we must now accept that president Trump will never become that man.
(press firmly)
premfiksi
(oppress; squeeze; pinch); ; ; ;
🔗 He approached the building from the rear and pressed his ear to the stone.
(printer);
(hurry; urge);
urgent zijn
urĝi
(closet; cupboard; chest)
(gloss)

EnglishDutch
pressure aandrang; drang; druk; drukking; drukte; druk uitoefenen op; dwang; onder druk zetten; persing; pressie; spanning
bring pressure to bear on druk uitoefenen op; pressie uitoefenen op
differential pressure drukverschil
exert pressure on pressie uitoefenen op
hand pressure handdruk
high pressure hoge druk
live at high pressure onder hoge druk leven
low pressure lage druk
low pressure area lagedrukgebied
pressure bandage drukverband
pressure cooker drukpan; snelkookpan
pressure group belangengroep; belangengroepering; belangenorganisatie; pressiegroep
pressure of time tijdsdruk
pressure spring drukveer
put pressure on druk uitoefenen op; pressie uitoefenen op
tyre pressure bandenspanning
tyre pressure meter bandenspanningsmeter
under pressure of circumstances onder de drang der omstandigheden
under pressure of necessity als het moet
under the pressure of circumstances onder de drang der omstandigheden
air‐pressure luchtdruk
blood‐pressure bloeddruk
counter‐pressure tegendruk
oil‐pressure oliedruk
overpressure óverdruk
press aandrijven; aandringen; aandrukken; achterheen zitten; bestoken; drang; drijven; dringen; druk; drukken; drukken op; drukpers; drukte; gedrang; in het nauw brengen; indrukken; ineenpersen; kast; kleerkast; klem bijzetten; knellen; kracht bijzetten; kracht bijzetten aan; linnenkast; niet loslaten; opdringen; oppersen; pers; persen; pramen; prangen; pressen; presseren; samenpersen; strijken; uitdrukken; uitpersen; urgent zijn; zich drukken
pressure‐gauge drukmeter
pressure‐point drukpunt
pressurize onder druk zetten
water‐pressure waterdruk