English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word offender

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
offend
(abuse; insult; curse; affront)
;
(insult; hurt; wrong; aggrieve; affront); ; ;
🔗 I cannot understand where I have offended.

EnglishDutch
offender delinquent; overtreder; zondaar
first offender <iemand die voor de eerste keer een misdrijf pleegt>; delinquent met een blanco strafregister
road offender verkeerszondaar
sex offender seksovertreder
offend aanstoot geven; beledigen; ergeren; grieven; krenken; kwetsen; misdoen; onaangenaam aandoen; ontstichten; stuiten; voor het hoofd stoten