Information about the word grieven (Dutch → Esperanto: ofendi)

Synonyms: beledigen, krenken, kwetsen, verongelijken, onrecht aandoen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɡrivə(n)/
Hyphenationgrie·ven

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) grief(ik) griefde
(jij) grieft(jij) griefde
(hij) grieft(hij) griefde
(wij) grieven(wij) griefden
(jullie) grieven(jullie) griefden
(gij) grieft(gij) griefdet
(zij) grieven(zij) griefden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) grieve(dat ik) griefde
(dat jij) grieve(dat jij) griefde
(dat hij) grieve(dat hij) griefde
(dat wij) grieven(dat wij) griefden
(dat jullie) grieven(dat jullie) griefden
(dat gij) grievet(dat gij) griefdet
(dat zij) grieven(dat zij) griefden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
griefgrieft
Participles
Present participlePast participle
grievend, grievende(hebben) gegriefd

Usage samples

Deze vraag scheen heer Bommel te grieven.

Translations

Catalanofendre
Czechranit
Danishfornærme
Englishoffend; hurt
Esperantoofendi
Faeroesegera firtnan; misbjóða; skemma
Frenchoffenser
Germanbeleidigen; kränken; verletzen
Icelandicmóðga
Italianinsultare; offendere
Luxemburgishbeleedegen; beleidegen
Norwegianfornærme
Papiamentoofendé
Polishobrażać
Portugueseinjuriar; ofender; ultrajar
Saterland Frisianbeseerje; kroanke
Spanishofender
Srananafrontu
Swedishförnärma; förölämpa
Turkishacıtmak
West Frisianmisledigje