English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word meaning

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(sense);
;
🔗 This was not the first time she had squeezed meanings from his words that he never knew were in them.
(aim; target; aim at; aim for; be after);
(intend; plan; propose; plan on);
(imply; signify; denote; represent; stand for);
(average)
(average; middle; medium; mid); ;
midden‐
(average)
meznombra
(average; middle; centre; midst)
🔗 That wasn’t what I meant.
(base; low; vile; depraved; ignoble; lowlife; sordid); ; ;
schunnig
;
(avaricious; miserly; stingy; niggardly)
meaningful
(earnest; serious; staid; grave; solemn)
; ;
stemmig
meaningful
(significant; landmark; telling)
meaningless
(insignificant; minor; zerosum; trivial; paltry)
zinledig
;
sensignifa
meaningless
(foolish; nonsensical; senseless; silly)
zinledig
;

EnglishDutch
meaning bedoeling; betekenis; mening; portee; veelbetekenend; zin
mean aanduiden; bedoelen; beduiden; bestemmen; betekenen; gemeen; gemiddeld; gemiddelde; gering; gierig; in de zin hebben; krenterig; kwaadaardig; laag; laaghartig; menen; middelevenredige; middelmaat; middel‐; middenweg; min; minderwaardig; onedel; schriel; schunnig; vals; van plan zijn
meaningful van betekenis; veelbetekenend; zinrijk; zinvol
meaningless doelloos; nietszeggend; zinledig; zinloos; zonder zin
meaningly veelbetekenend; veelzeggend
unmeaning nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend
well‐meaning met de beste bedoelingen