English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word handball

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(dance)
🔗 If I did as I please, I would not be going to the ball.
(globe; bowl); ;
(ball of the thumb);
muis van de hand
(chunk; clod; lump; hunk; wad)
(testicle);
teelbal
(earth up; hill up; hole in);
(botch; bungle; screw up; spoil; blow; blunder; flub; foozle); ; ; ; ; ; ; ;
(globular)
(hand over); ;
ter hand stellen
(labourer; operative; worker; working man; workman)
🔗 Scales laid a hand on his shoulder.
(convey; hand over; pass; assign; deliver; transmit; transfer; turn over); ; ; ;
(veteran; ex‐serviceman)
(indicator)

EnglishDutch
handball handbal; hands
ball bal; ballen; bol; danspartij; kloot; kluwen; kluwenen; knot; kogel; pakken; pil; teelbal; zich ballen
hand aangeven; aanreiken; afgeven; arbeider; arbeidskracht; geven; hand; handschrift; handtekening; handvol; kaart; kam; man; overhandigen; overreiken; poot; spel; speler; ter hand stellen; toereiken; voorpoot; wijzer