English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word fiddle

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
fiddle
(play the violin)
violoni
fiddle
(violin)
viool
(violinist)
vedelaar
🔗 Five little fiddlers played as loudly as possible, and the people were laughing and singing, while a big table near by was loaded with delicious fruits and nuts, pies and cakes, and many other good things to eat.
fiddlestick
(bow)
strijkstok
fiddle‐tree
(tulip tree; whitewood; tulip poplar; yellow poplar; American tulip tree)

EnglishDutch
fiddle fiedel; fiedelen; foezelen; foezelen met; friemelen; jammerhout; knoeien; knoeien met; knoeierij; lummelen; peuteren; vedel; vedelen; vervalsen; viool; vioolspelen; zwendel; zwendeltje
a face as long as a fiddle een lang gezicht
as fit as a fiddle kiplekker; zo fris als een hoentje; zo gezond als een vis
be on the fiddle knoeien; oneerlijk bezig zijn
fiddle about aanrommelen; rondlummelen
fiddle around rondlummelen; tutten
fiddle at friemelen aan
fiddle away erop los strijken
fiddle while Rome burns doen of zijn neus bloedt
fiddle with klooien met; morrelen aan; spelen met
fit as a fiddle in uitstekende conditie; kiplekker
play first fiddle de eerste viool spelen
play second fiddle een ondergeschikte rol spelen
fiddler bedrieger; oplichter; speelman; vedelaar
fiddlestick strijkstok
fiddling nietig; onbeduidend