English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word esteem
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
esteem (think well of; prize; value; think highly of; appreciate) | ; achting toedragen ; | |
(regard; standing) | ; | |
🔗 I hold you in appropriate esteem. | ||
estimable (respectable) | ||
self‐esteem (self‐respect) | zelfrespect |
English | Dutch |
---|---|
esteem | ⇆ aanzien; ⇆ achten; ⇆ achting; ⇆ achting toedragen; ⇆ hoogachten; ⇆ hoogachting; ⇆ hoogschatting; ⇆ schatten; ⇆ schatting; ⇆ waarderen; ⇆ waardering |
be held in esteem | ⇆ in aanzien zijn |
be held in esteem by | ⇆ de achting genieten van |
fall in esteem | ⇆ in achting dalen |
hold in esteem | ⇆ achten; ⇆ achting hebben voor; ⇆ achting toedragen; ⇆ schatten; ⇆ waarderen |
hold in high esteem | ⇆ achten; ⇆ hoogachten; ⇆ schatten; ⇆ waarderen |
rise in esteem | ⇆ in achting stijgen |
disesteem | ⇆ geringschatten; ⇆ minachten |
esteemed | ⇆ geacht; ⇆ gezien; ⇆ geëerd; ⇆ hooggeacht |
estimable | ⇆ achtenswaardig |
misesteem | ⇆ minachten; ⇆ minachting; ⇆ onderschatten; ⇆ onderschatting |
self‐esteem | ⇆ gevoel van eigenwaarde |