English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word bind together
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
; | ||
(join; tie; tie up; associate; fasten; link; band; belay) | ; ; | |
(fetter; shackle; chain) | ; ; ; ; | |
(seize; seize up) | rajpi | |
(jointly) | ; ; ; ; ; | |
🔗 Did you think a few hours ago that you would ever be together again? |
English | Dutch |
---|---|
bind together | ⇆ aaneenbinden; ⇆ samenbinden; ⇆ samenvlechten |
bind | ⇆ beslaan; ⇆ binden; ⇆ boog; ⇆ boogje; ⇆ constiperen; ⇆ corvee; ⇆ hard worden; ⇆ inbinden; ⇆ omboorden; ⇆ pakken; ⇆ samenbinden; ⇆ vast worden; ⇆ vastmaken; ⇆ verbinden; ⇆ verplichten; ⇆ verplichting; ⇆ vervelende taak |
together | ⇆ aan elkaar; ⇆ aaneen; ⇆ achtereen; ⇆ bij elkaar; ⇆ bijeen; ⇆ gelijk; ⇆ gemeenschappelijk; ⇆ gezamenlijk; ⇆ met elkaar; ⇆ onderling; ⇆ opeen; ⇆ saam; ⇆ samen; ⇆ tegelijk; ⇆ tegen elkaar; ⇆ tezamen |