Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word wapentuig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bewapening; wapens);
weapons
🔗 Het Oekraïense leger hoopt met Amerikaans wapentuig het tij in de oorlog te keren.
(gareel)
(canaille; geboefte; gespuis; grauw; rapalje; schorem; schorremorrie)
rabble
;
(blazoen; wapenschild);
coat‐of‐arms
🔗 Wat is je wapen ook weer?
🔗 Hebben jullie wapens?

DutchEnglish
wapentuig armour; arms; weapons
tuig gear; harness; rig; rigging; rig‐out; rig‐up; tackle; trash; vermin; strapping; tools; fishing‐tackle; stuff; rubbish; riff‐raff; rabble
wapen arm; armorial bearings; arms; coat; coat of arms; escutcheon; weapon; arm of service