Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vrijerij

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
vrijerij
(hofmakerij; verkering; vrijage)
courtship
(vrijen met)
make love
🔗 Je mag met me vrijen.
(het hof maken; verkering hebben);
(geliefde; minnaar); ;
🔗 Ik heb vrijers bij de vleet, weet je.

DutchEnglish
vrijerij courtship; love‐making; necking; snog
vrijen courtship; neck; necking; petting; snog; wooing; spoon; pet; make love; court; woo
vrijer fancy man; suitor; swain; wooer; sweetheart