Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word schip

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(beuk)
nave
🔗 Ten slotte belandde hij in een zaal die eruitzag als het schip van een kerk.
(boot; vaartuig);
🔗 Hoe wou je dit schip laten varen?
schip der woestijn
(kameel; kemel)
;
ship of the desert
(achtersteven; spiegel)
poop
;
stern
🔗 En de jongeman met het gedichtenbundeltje stond op het achterschip, staarde naar het verdwijnende Engeland en zag er volgens Euphemia een beetje eenzaam en triest uit.
supply ship
provizada ŝipo
privateer
corsair
🔗 Hun aantal was evenmin te verwaarlozen want elk luchtschip uit onze vloot was van zo’n omvang dat het bemand kon worden met 115 officieren en manschappen.
ŝipmeze
🔗 Het schip had één mast, midscheeps.
ŝipmezen
🔗 Hij trof de sloep midscheeps.
(oorlogsbodem)
🔗 Tel hoeveel oorlogsschepen er in de haven liggen.
pirate‐ship
(ruimtevaartuig)
🔗 De ruimteschepen kunnen niet gebruikt worden.
(scheepsvolk)
🔗 Het is eigenlijk heel eigenaardig dat er in bijna zes maanden geen enkel geval van dronkenschap bij een scheepsbemanning is voorgekomen.
ship’s log
; ; ;
ship’s journal
🔗 Het was 25 april toen Bourcart in zijn scheepsjournaal het passeren van de evenaar noteerde.
(gezagvoerder; kapitein; schipper)
🔗 De scheepskapitein begon in ernst bezorgd te worden, en verklaarde dat er voor de veiligheid van het schip andere maatregelen moesten genomen worden.
sea chest
🔗 Die avond had Petchnyoff zijn scheepskist al half ingepakt voor Hinsen hem kon overhalen aan boord te blijven.
scheepslading
(lading; vracht)
cargo
scheepsruim
(ruim)
scheepsvolk
(bemanning; scheepsbemanning; equipage)
scheepsvracht
freight
(werf)
dockyard
;
shipyard
🔗 Zo zouden ze zondag een scheepswerf in Mykolajiv hebben beschoten.
(navigatie)
navigation
🔗 Zeven schipbreuken heb ik overleefd.
schipbrug
(vlotbrug)
(slavenhaler);
sklavoŝipo
starship
🔗 Je moet er met een sterrenschip heen.
(stoomboot)
steamship
;
steamer
🔗 De kano’s lagen in een zeer wijde cirkel om het stoomschip heen.
tankschip
(tanker)
tanker
vliegdekschip
voorschip
(boeg; voorsteven; steven)
;
prow

DutchEnglish
schip audiorium; barge; boat; nave; ship; vessel
als het schip met geld komt when my ship comes home
een schip met zure appelen a coming rain‐shower; a fit of wheeping
een schip op strand is een baken in zee one man’s fault is another man’s lesson
het schip van staat the ship of state
schip der woestijn ship of de desert
schoon schip maken make a clean sweep; make a clean sweep of it; settle accounts
tussen de wal en het schip vallen fall between two stools
zijn schepen achter zich verbranden burn one’s boats
achterschip poop; stern
admiraalsschip admiral; flagship
containerschip container ship
drakeschip dragon‐ship
dwarsscheeps abeam
dwarsschip transept
fabrieksschip factory ship
fruitschip fruiter
geleischip escort vessel
hospitaalschip hospital ship
kabelschip cable‐ship
kaperschip corsair; pivateer; sea‐rover
koelschip refrigerator ship
konvooischip escort vessel
koopvaardijschip merchantman; trader
kruitschip gunpowder ship
lichtschip floating light; lightship
luchtschip aircraft; airship; dirigible
middenschip nave
midscheeps amidships; midship
moederschip mother ship; parent ship
motorschip motorship; motor vessel
ontschepen debark; disembark; unship
oorlogsschip man‐of‐war; warship; war‐vessel
opleidingsschip school‐ship; training ship
pantserschip iron‐clad; armoured ship; armour‐clad
piratenschip pirate‐ship
proviandschip store‐ship
rivierschip river‐vessel; river‐craft
ruimteschip spaceship
scheepsagent shipping agent
scheepsagentuur shipping agency
scheepsarts ship’s doctor; ship’s surgeon
scheepsbehoeften ship’s provisions
scheepsbemanning ship’s crew
scheepsberichten shipping intelligence
scheepsbeschuit hard‐tack; pilot bread; ship biscuit; ship’s biscuit
scheepsbevrachter chartering‐agent; chartering‐broker; charterer; freighter
scheepsbouw shipbuilding
scheepsdokter surgeon; ship’s surgeon
scheepsgeschut naval ordnance; naval guns
scheepshelling slip; ship‐way; slipway; slips
scheepsjongen shipboy; cabin‐boy
scheepsjournaal ship’s log; log; logbook; ship’s journal
scheepskanon naval gun
scheepskapitein ship’s captain; ship’s master; captain
scheepskist sea chest
scheepskok ship’s cook
scheepskompas mariner’s compass; ship’s compass
scheepslading cargo; last; shipload
scheepslantaarn ship’s lantern
scheepslantaren ship’s lantern
scheepslengte ship’s length
scheepsmaat shipmate
scheepsmagnaat shipping tycoon
scheepsmakelaar ship‐broker; shipping agent
scheepsmotor marine‐engine
scheepspapieren ship’s papers
scheepsraad council of war
scheepsramp shipping disaster
scheepsrecht maritime law
scheepsroeper speaking‐trumpet; trumpet; megaphone
scheepsrol list of the crew; ship’s articles
scheepsruim hold; ship’s hold; cargo hold
scheepstimmerman shipwright; ship’s carpenter; shipfitter
scheepstimmerwerf shipbuilding yard; shipyard; dockyard; navy‐yard
scheepsvolk crew; ship’s crew; sailors
scheepsvracht shipload
scheepswerf dockyard; shipbuilding yard; shipyard; navy‐yard
scheepvaart navigation; shipping
schepeling member of the crew of a ship; sailor
schipbreuk shipwreck
schipbrug floating bridge; bridge of boats
schoolschip training ship; school‐ship
slagschip battleship
slavenschip slave‐ship; slaver
spookschip phantom ship; ghost‐ship
sterrenschip starship
stoomschip steamship; steamer
tankschip tanker; tank‐steamer
transportschip transport; transport‐ship; troop‐ship
troepentransportschip trooper; troop‐ship
turfschip peat‐boat
verschepen ship; ship off
vlaggeschip admiral; flagship
vliegdekschip aircraft‐carrier; carrier; flat‐top
voorschip forepart of the ship
vrachtschip freighter; cargo boat
vuurschip lightship; fire‐ship
wachtschip guard‐ship
zeeschip ocean‐going ship
zeilschip sail; sailer; sailing‐ship