Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word schillen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(afpellen; jassen; pellen) | ; | senŝeligi |
🔗 Tom Poes gehoorzaamde, en even later stoorden ze zodoende Joost, die bezig was aardappelen te schillen. | ||
(dop; peul) | ; husk | |
(dop; schaal; schors) | ; husk ; peel ; ; ; | |
🔗 De knol heeft slechts een dunne schil en schillen is niet nodig. |
Dutch | English |
---|---|
schillen | ⇆ bark; ⇆ blanch; ⇆ decorticate; ⇆ husk; ⇆ pare; ⇆ paring; ⇆ parings; ⇆ peel; ⇆ peelings; ⇆ peel off; ⇆ shell; ⇆ top and tail |
afschillen | ⇆ bark; ⇆ paring; ⇆ peel; ⇆ peel off |
schil | ⇆ bark; ⇆ coat; ⇆ cod; ⇆ hull; ⇆ husk; ⇆ jacket; ⇆ paring; ⇆ peel; ⇆ pod; ⇆ rind; ⇆ shell; ⇆ skin |
schillenboer | ⇆ waste food collector |
schilmesje | ⇆ peeler; ⇆ paring‐knife; ⇆ peeling‐knife |