Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word racewagen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(raceauto)
racer
;
racing car
🔗 Met die woorden wees hij op de racewagen, doch Bulle Bas schudde het hoofd.
race
🔗 Binnen racete hij de gang door, direct naar boven.
race
vetkuri
(op het spel zetten; riskeren; in de waagschaal stellen)
hazard
; ;
🔗 Ik besefte wat ik waagde.
carriage
(kar);
🔗 Het kraken van de wagen verwijderde zich.
(zich vermeten)
🔗 Tom Poes waagde het niet om zijn vriend opnieuw te storen.
(durven; het wagen);
(op het spel zetten)
gamble with
🔗 Hij bleef een paar minuten naar de Arabieren staren maar toen ze zich niet bewogen, besloot hij een kans te wagen.

DutchEnglish
racewagen race car; racer; racing car
racen bomb along; race
wagen adventure; car; carriage; cart; chance; hazard; risk; truck; van; venture; waggon; dare; vehicle; coach